Vizier op volleybal

 

World Grand Prix, de beste speelsters

Giulia Rondon, best setter

Niet alleen de punten per nationaal team, uitkomend in de World Grand Prix 2011,  zijn na de eerste ronde interessant, maar ook de individuele prestaties van de dames.  De scouts hebben  weer geregistreerd hoeveel punten er gescoord of voorkomen zijn, de gemiddelden zijn weer bepaald. De voorlopige klassementen kunnen dus opgemaakt worden.

Bij de teams hebben na drie wedstrijden drie ploegen maximaal gescoord. Italië, Rusland en Brazilië kwamen tot negen punten. De VS moest één maal met 3-2 winst genoegen nemen en kwam zodoende maar tot acht. Servië verloor één maal met 3-2 en scoorde zeven wedstrijdpunten. Japan behaalde er zes en Thailand vijf. Dat zijn op dit moment de top landen, laten we maar zeggen de G-7 van het damesvolleybal in de World Grand Prix.

De meeste punten scoorde Kim Yeon-Koung van Korea. Zij liet het scorebord totaal 64 keer naar een hoger getal springen. Na een rake aanval 57 keer, met 4 blokpunten en 3 aces. Sanja Malagurski uit Servië had 9 maal minder succes.

Jordan Larson serveerde het beste. Zij serveerde 11 aces, ofwel gemiddeld één per set. De tegenstander kreeg 6 keer direct een punt bijgeschreven na haar opslag.  Maar dat wordt niet met elkaar verrekend, geloof ik. De Thaise Malika Kathong kreeg het voor elkaar  om 0,73 ace per set ( 8 totaal) te scoren en daarmee tweede te worden.

Als je van 102 pogingen 51 keer raak slaat scoor je een gemiddelde van een mooie ronde 50%, en ben je de beste aanvalster van de meer dan 200 dames die in de World Grand Prix uitkomen. Yoana Palacios Mendoza, ik hoop dat ik de drie namen in de goed volgorde heb staan, voor Cuba uitkomend,  presteerde dat.  Saori Sadoka van Japan kwam op 43 punten uit 89 pogingen ofwel een succespercentage van 48,3%.

Blokkeren is een kunst. Sommige blokdeskundigen vinden eigenlijk dat ‘een’ er niet voor moet staan. “Blokkeren is kunst” behoort het volgens hen te zijn. Er is geen ranglijst van vaakst gefotografeerde volleybalacties, maar ik verwacht dat het blok daarin hoog scoort. Gespreide vingers aan kracht uitstralende handen bezorgden menig aanvalster  koude rillingen. Emilce Sosa van Argentinië was 16 keer succesvol, had daarvoor 74 pogingen nodig, en kwam tot een gemiddelde van 1,33 per set. De Amerikaanse Foluke Akinradewo gebruikte haar sprongkracht, goede timing, lange armen, grote handen en  sterke vingers voor 14 blokpunten. Een gemiddelde van 1,27 per set.  Ze sprong echter maar half zo vaak als de nummer één en behaalde dus wel dubbele succespercentage, maar dat telt niet.

De beste verdedigster wordt niet bepaald. Maar omdat in de klassenenten voor ‘reciever’ ( R ) , ‘digger’ ( D ) en ‘libero’ ( L )  steeds dezelfde namen bij de eerste drie opduiken  zal er uit die drie onderdelen,  wellicht uit een combinatie,  te destilleren zijn wie het waardevolst was als het erop aan kwam een ‘excellente’ serve pass bij de spelverdeelster te brengen en als beste de bal van de grond te houden. Lucia Gaido ( R1, D3, L1) uit Argentinië, Carmen Rosa Caso Sierra ( R2, D2, L2) uit de Dominicaanse Republiek en Paulina Maj ( R3, D1, L3) staan in de tussenstand tot nu toe op het podium, op het treetje dat door de letter en het cijfer wordt aangegeven.  Lucia Gaido krijgt dan volgens mij in deze combinatie de eer van beste verdedigster.

De titel van de beste regisseur is niet de minste. Niet bij de Oscar uitreiking en niet bij het klassement voor spelverdeelsters bij de World Grand Prix. Voorlopig staat Giulia Rondon van Italië op de eerste plaats gevolgd door Nootsara Tomkom van Thailand. Giulia scoort een gemiddelde van 10,17 per set, maar waar dat voor staat was me aanvankelijk niet duidelijk. Ik heb geprobeerd via allerlei plussen en minnen van ‘running en still sets’ en technische fouten op dat gemiddelde te komen. Maar helaas. Waarschijnlijk is het gewoon ‘running sets’ gedeeld door ‘played sets’ en telt ‘still sets’ en ‘faults’ niet mee.  

Het zou me niet verbazen als er ooit nog een ‘hartslagranglijst’ of een klassement met allerlei wetenswaardigheden over de scheidsrechters komt. Van laag naar hoog bij de ‘hartbeats’ en omgekeerd bij de fluitisten. Bijvoorbeeld wie heeft er het vaakst gefloten, het langste fluitsignaal in seconden, het krachtigste qua decibellen, het hoogste qua toonhoogte. Wie heeft de meeste onterechte uitballen gegeven,  het vaakst niet aangeraakte touché ballen bestraft?  En wat ze nog meer kunnen bedenken om een cijfer aan een prestatie te hangen.  ( Foto FIVB)